13 augustus 2001, Elsevier


Na de val van de muur in Berlijn in november 1989 was het niet alleen gedaan met het staatssocialisme annex communisme, op een paar rare landjes als Cuba en Noord-Korea na, maar kwamen ook het liberalisme en de sociaal-democratie in de problemen. De laatste omdat een belangrijk referentiepunt wegviel. Ondanks haar verzet tegen het communisme had de houding van de sociaal-democratie iets dubbelhartigs. Het idee van staatsingrijpen en staatsplanning leeft ook binnen de sociaal-democratie en het kapitalisme werd door haar op onderdelen fel bekritiseerd en verafschuwd. De uitweg was de zogenoemde georiënteerde markteconomie, ook wel het Rijnlandse model genoemd. Een model dat de markt corrigeert en van haar scherpe kanten ontdoet door wetgeving en staatsingrijpen. De verzorgingsstaat is daarvan de ultieme verbeelding.

Met het vastlopen van de verzorgingsstaat kwam in de loop van de jaren tachtig van de vorige eeuw ook de sociaal-democratie en met haar de vakbeweging in het defensief in Europa. De kosten rezen de pan uit, vormden een rem op de economie en brachten de staatsfinanciën in het ongerede, met alle gevolgen vandien voor de werkgelegenheid. Het marktliberalisme kwam daardoor in het offensief terecht en begon in de ontwikkelde westerse wereld aan een ware zegetocht. Schoorvoetend, met vele mitsen en maren, sloten vakbeweging en sociaal-democratie zich bij deze zegetocht aan en wisten daardoor het tij te keren. In veel landen van de EU heeft de sociaal-democratie inmiddels regeringsmacht en is het verval van de vakbeweging min of meer gestopt. De prijs die daarvoor moest worden betaald is intussen niet misselijk. Van het sociaal-democratisch gedachtegoed is weinig meer over dan wat retoriek en een vaag beroep op solidariteit met minder bedeelden. De sociaal-democratie is bekeerd tot het marktliberalisme en probeert daar een menselijk gezicht aan te geven.

Het liberalisme daarentegen is momenteel in de Verenigde Staten en de Europese Unie weliswaar de dominante ideologie, maar kampt met een levensgrote identiteitscrisis. Het ontbreken van de externe vijand uit de Koude Oorlog - het staatscommunisme van met name de Sovjet-Unie, de Oost-Europese satellietstaten en China - en de interne vijand, sociaal-democratie en communistische partij, heeft de vaart uit deze ideologie en politieke beweging genomen. Er is niets meer om zich tegen af te zetten en dat creëert een intellectuele en emotionele leegte. Een leegte die alleen kan worden gevuld indien het liberalisme een oplossing zou vinden voor de problemen van deze tijd, met name de herstructurering van de collectieve sector (onderwijs, zorg, openbaar vervoer, nutsbedrijven, infrastructuur, veiligheid en openbaar bestuur) van aanbodgestructureerd naar vraaggestuurd. Dat nu doen de liberalen niet, denklui als ze zijn, te weinig geïnteresseerd in vormen van gemeenschapszin en te veel in het lekker jezelf zijn: ikke, ikke en de rest kan stikken!

Dit komt ook tot uiting in de abominable kwaliteit van paarse bewindslieden van VVD-huize. De VVD-minister van Defensie, Frank de Grave, behoort tot de grondleggers van Paars, maar wist nadien niet hoe dit in te vullen. Hij is op het departement zeker niet de baas, dat zijn de ambtenaren en militairen. De stammentijd tussen marine, land- en luchtmacht woedt nog altijd, met als gevolg een idioot hoge kostenoverschrijding van de VN-missie naar Eritrea. In een klein land is het efficiënter en effectiever te beschikken over een geïntegreerde krijgsmacht, bijvoorbeeld door onderdelen van de landmacht onder te brengen in het korps mariniers, of onderdelen van de luchtmacht in de marineluchtvaartdienst. Zo ontstaat een commando voor een geïntegreerde krijgsmacht met de minister als politiek verantwoordelijke aan de top. Zulke stoutmoedige ideeën hoeven we van De Grave niet te verwachten, die moddert liever voort.

Dat geldt ook voor de VVD-minister van Onderwijs Loek Hermans. Een fletse figuur, die vindt dat de regel- en bedilzucht van het departement drastisch moet worden ingeperkt, maar die de moed en daadkracht mist om dat door te zetten. Meneer sluit liever een convenant met het veld, vol met goede bedoelingen maar zonder veel concrete maatregelen die vertrouwen wekken. Zo staat er in dit convenant niets over een reductie van het ambtenarenbestand. Pas als dat gebeurt, worden onderwijsinstellingen autonomer. Handhaaft men de circulaires schrijvende ambtenaren, dan zal de onderwijsbureaucratie alleen maar toenemen. Al deze nijvere lieden moeten iets te doen hebben. En als de minister dat niet verzint, bedenken ze het zelf wel. Kortom, de intentie van Hermans zal door zijn eigen personeel onderuit worden gehaald. Dat kan een kind bedenken.

De VVD beschikt slechts over één goede minister, maar die is dan ook meteen briljant. Gerrit Zalm van Financiën. Met zijn Zalmnorm heeft hij de staatsfinanciën na jaren gehannes op orde gebracht. De laatste twee jaar van Paars heeft hij helaas het onderspit moeten delven. Hij zou lijsttrekker van de VVD moeten zijn bij de kamerverkiezingen in mei 2002. Maar daar gaat de partijelite over en niet het volk. Ik weet wel wie het volk zou kiezen!

Pim Fortuyn,
Rotterdam, 13 augustus 2001