Gepubliceerd in Carros, 8e jaargang nr. 3, juli / augustus 2001, Pim Fortuyn


Met enige regelmaat keert de discussie rond het dragen van hoofddoekjes terug. Wat is er tegen? Meestal hebben we niets op ons hoofd. Vroeger was dat wel anders. Hoeden, petten en ja ook hoofddoekjes, gewild tegen de regen of om de krulspelden voor het weekendkapsel enigszins aan het oog te onttrekken. Dat alles was in de tijd dat Nederland nog een voornamelijk blanke samenleving was met een cultuur van eigen bodem. Een verzuild land ook, waarin de levensovertuiging, godsdienstig en/of maatschappelijk, met verve werd uitgedragen in het publieke en private domein.
Het land is inmiddels ontzuild en bergt vele culturen van andere herkomst in zich. Het land is ook uiterst modern en loopt op diverse terreinen zelfs voorop. Denk in dit geval bijvoorbeeld aan het drugsbeleid, het homohuwelijk, het euthanasiebeleid en dergelijke. Een van de basiskenmerken is dat er een strikte scheiding is tussen kerk en staat. Dit betekent dat er vrijheid van godsdienst is, maar dat de instituties van die godsdienst behoren tot het private domein. Het publieke domein is onderworpen aan de regelgeving van de parlementaire democratie en niet die van kerk en godsdienst. Zij kunnen slechts, net als de andere belangenorganisaties, daarop invloed uitoefenen door te lobbyen bij de gekozen volksvertegenwoordigers.

Christendom en jodendom hebben deze scheiding van kerk en staat vrijwel in zijn geheel geaccepteerd. op een enkele sekte na, die we dan ook met recht fundamentalistisch noemen. Er is echter een belangrijke godsdienst op wereldschaal die deze scheiding geenszins heeft geaccepteerd en deze ook als uitermate onwenselijk beschouwt en dat is de islam. Zelfs de wat liberalere varianten van de islam hebben weinig op met de fundamentele scheiding van kerk en staat. Daar waar hij wél wordt geaccepteerd, is het omdat het niet anders kan, daar de overgrote meerderheid het niet zou pikken als het anders zou zijn. Een pragmatische stellingname, geen principiële. De Rushdie-affaire heeft dat goed duidelijk gemaakt. Nadat ayatollah Khomeiny de fatwa had uitgesproken over Salman Rushdie, kreeg de schrijver veel steun uit het westen.

De Britse regering zag zich zelfs genoodzaakt uitgebreide veiligheidsmaatregelen te treffen. Uit de hoek van de liberale islam kwam echter niet de minste steunbetuiging. Het onderscheid tussen liberale en fundamentalistische islam is weliswaar van belang, maar inzake de scheiding van kerk en staat slechts gradueel, pragmatisch dus. De islam bevindt zich als godsdienst overwegend in het kamp van de tegenstanders van de moderne maatschappij. Dat creëert overal in de wereld niet geringe problemen en zet de moderniteit op die plekken zwaar onder druk, niet alleen mentaal, sociaal en cultureel, maar ook fysiek. Moderniteit en islam zijn op veel levensterreinen tegenpolen. Tegenpolen, die de vroegere tegenstelling tussen kapitalisme en communisme hebben vervangen. Het beeld is overigens gecompliceerder dan ten tijde van de Koude Oorlog, daar de moderniteit zich niet aan landsgrenzen houdt, net zomin als de islam dat doet. De tegenstelling wordt dan ook vaak binnen landen uitgevochten.

De landen van de EU, waaronder ons land, herbergen inmiddels grote groepen mensen die de islam zijn toegedaan. Velen van hen accepteren de scheiding van kerk en staat uit pragmatische overwegingen, maar zouden hem liever opgeheven zien. Hun godsdienst, en met name de uitleg daarvan in menig moskee,éist dat ook van hen. Een van de uitingen daarvan is het dragen van hoofddoekjes door vrouwen in het publieke domein. Zij nemen een publiek stand punt in. Het hoofddoekje is daarmee meer dan een hoofddoekje, het is de publieke uiting van godsdienstopvatting en cultuur. Binnen onze cultuurkring is dat op zichzelf te tolereren. Problematisch wordt het indien men daar een recht aan ontleent om onder álle omstandigheden uiting te geven aan zijn godsdienstige en culturele standpunt. Ik vind dat dit niet kan en dan met name in die omstandigheden, waarin ik geen keuze heb om deze stellingname te ontwijken. Bijvoorbeeld bij ambtsdragers. Ik wil niet geconfronteerd worden met de godsdienstige overtuiging van een agent, een ambtenaar, een officier van justitie en dergelijke. Geen hoofddoekjes dus, net zomin als kruisen en vissen voor de katholieke en protestantse ambtsdragers. Voorts zou dat ook moeten gelden voor alle dienstverlenende functies in het private domein die ik moeilijk kan ontwijken, zoals hotels, ziekenhuizen, huisartsenpraktijken e.d.

Voor die laatste instellingen zijn de eerste schapen door toedoen van de Commissie Gelijke Behandeling al over de dam. Het verbieden van een hoofddoekje wordt door de commissie beschouwd als discriminatie. Op dit moment moet deze commissie oordelen over publieke ambtsdragers, in casu een klacht van een vrouwelijke griffier bij de rechtbank. Mocht de klacht worden toegewezen, dan is de weg vrij voor politieagenten, ambtenaren en dergelijke. Als het zover komt, dan wordt het tijd dat de wetgever ingrijpt. De scheiding van kerk en staat is een zwaar bevochten goed en behoort tot onze kernnormen en -waarden. Voorwaar niet iets om relativistisch mee om te gaan!Gepubliceerd in Carros, 8e jaargang nr. 3, juli / augustus 2001