Deze column is verschenen in Sum november 1994
Dat het hoger onderwijs ingrijpend moest veranderen staat voor mij buiten kijf. Het is een bedrijfstak waar in het algemeen nog steeds een matig produkt wordt geleverd tegen een forse prijs. Daarbij heb ik niet zozeer het onderzoek op het oog alswel het onderwijs. Zie ik het goed dan is dit laatste produkt, ondanks alle bezuinigings- en herstructureringsoperaties, niet zozeer verbeterd alswel in heel veel gevallen verslechterd. De massale toestroom tot het hoger onderwijs is in de meeste gevallen opgevangen door schaalvergroting. Schaalvergroting van de instituten en van het hoger onderwijs zelf. Het hoger beroepsonderwijs is bijeengeveegd in hoge scholen met heuse colleges van bestuur. Het conservatorium zit nu in een bestuurlijke eenheid met de HEAO, de HTS, de pedagogische academie en wat dies meer zij. Aan die samenvoegingen liggen nauwelijks onderwijskundige ideeën ten grondslag. Terwijl het bedrijfsleven nu al weer een decennium bezig is met de verwerking van het idee dat 'big' zeker heel vaak niet gelijk is aan 'beautiful', gaat men in het onderwijs er nog onverminderd van uit dat schaalvergroting de efficiency en de kwaliteit van het onderwijs zal verbeteren. In deze sector wordt door de beleidsmakers nog steeds geloofd dat het samenvoegen van wezensvreemde onderdelen vrijwel als vanzelf synergetische effecten zal hebben.
Diegenen die werkzaam zijn in de dagelijkse praktijk van het onderwijs constateren intussen iets heel anders. Die grote megalomane instituten leveren absoluut geen onderwijs op maat en produceren een hele hoop vervreemding voor studenten en docenten. De menselijke maat is totaal verloren gegaan. Niemand voelt zich meer echt voor iets persoonlijk verantwoordelijk. De identiteit van veel instituten verwatert in een hoog tempo, bestuurd als zij worden door technocraten die bij wijze van spreken net zo goed een snoepjesfabriek zouden kunnen leiden. De leermeester-leerlingverhouding lijkt door dit alles onherstelbaar verwoest.
Toch ligt daarin de essentie van het onderwijs. Overdracht van kennis is het middel waardoor die leermeester-leerlingrelatie gestalte krijgt. Velen in het onderwijs denken echter dat de overdracht van kennis het einddoel is. Niets is minder waar. Zeker in een maatschappij als de onze waar niets zo snel veroudert als kennis, is vorming het allerbelangrijkste en constante produkt dat het onderwijs kan afleveren. Met vorming kun je een heel leven vooruit, kennis moet voortdurend worden bijgespijkerd. Dat betekent terugkeer naar de menselijke maat waarin de verhouding leermeester-leerling kan bloeien. Ergo: terugkeer naar kleine instituten van ten hoogste zo'n zeshonderd studenten. Dat er door al die instituten moet worden samengewerkt spreekt voor zich. Het is niet dienstig om iedere keer weer het wiel uit te vinden. De moderne managementliteratuur wijst ons daarin met behulp van de informatica de weg. Het bouwen van netwerken om de synergie van samenwerking binnen te halen is tenslotte tegenwoordig een fluitje van een cent. Het zou goed zijn indien het departement van onderwijs, kunst en wetenschappen zich dit eens zouden realiseren!
Deze column is verschenen in Sum november 1994