Deze column is verschenen in Sum april 1994

Het afgeven op intellectuelen lijkt weer in de mode te zijn. Intellectuelen worden op zo'n moment afgeschilderd als onpraktisch, wereldvreemd en als het een beetje tegen zit als de oorzaak van de actuele ellende. Frits Bolkestein, lijsttrekker van de VVD bij de Tweede Kamerverkiezingen, brengt de intellectuelenhaat als volgt onder woorden: 'Intellectuelen hebben niets te zoeken in de politiek. Intellectuelen zijn preutse mensen die hulpeloos de camera instaren en zeggen dat zij het ook niet weten. Ik ben geen intellectueel! Noemt u mij alstublieft niet zo, want dat betekent dat ik de verkiezingen ga verliezen.' (NRC). Welnu, ik ben zeker een intellectueel, kijk heel wat minder hulpeloos in de camera dan Frits Bolkestein en ben verre van preuts. Zie dat mooie verhaal van mij in een van de vorige Sums over Prins Andrew. Het zijn de bekende vooroordelen.

Wat is een intellectueel nu wel. Een intellectueel is een gestudeerd mens, hetgeen niet hetzelfde is als een gediplomeerd mens. Men kan heel erudiet zijn met niet meer dan lagere school en heel onontwikkeld met een academische titel op zak. Naast erudiet is de intellectueel vooral kritisch en onafhankelijk. Dat laatste is een levenshouding en tege1ijkertijd een levensnoodzaak. De intellectueel aanvaardt de eenzaamheid die voortvloeit uit zijn onafhankelijke en kritische stellingname, gelijk de mensheid zuurstof aanvaardt als de noodzakelijke voorwaarde om überhaupt te kunnen leven. Het zijn van intellectueel is dus meer dan een beroep, het is een levenshouding zonder welke de intellectueel niet kan leven. Hij zal het leven ook opgeven, letterlijk en figuur1ijk, indien hem de ruimte voor onafhankelijke en kritische stelllingname wordt ontnomen.

Zo ver komt het echter niet gauw. We hoeven alleen maar te denken aan al die moedige intellectuelen in het voormalige Oostblok die onder de meest erbarmelijke omstandigheden gewoon door gingen met stelling nemen tegen het regime dat hen onderdrukte. In het licht van het vorenstaande is het misschien ook wat minder moedig dan veelal wordt gedacht. De meeste Oost-Europese intellectuelen konden gewoon niet anders. Voor hen stond het opgeven van hun intellectuele habitus gelijk aan zelfmoord en daarvoor waren ze te gehecht aan het leven.

Een maatschappij zonder intellectuelen is niet alleen een saaie maatschappij, maar ook een maatschappij die snel in een situatie van stilstand terecht komt. Het is niet voor niets dat het altijd dezelfde typen zijn die in opstand komen tegen de intellectuelen. Het is het behoudende type, bang voor verandering, dat de meerderheid der anti-intellectuelen uitmaakt. Zij zijn niet gevaarlijk zolang er aan hen geen leiding wordt gegeven. Zo gauw er echter politieke leiding wordt gegeven, is het oppassen geblazen. Die leidinggevenden zijn niet de domsten en in politiek opzicht zijn ze dikwijls heel handig. Ze weten de angst van de burgerman voor verandering en extern gevaar uitstekend te exploiteren. Bij die exploitatie kan de intellectueel uiteraard worden gemist als kiespijn.

Immers, hij zal die exploitatie onmiddellijk als zodanig aan de kaak stellen. Dat nu komt de machthebber in spé niet gelegen. Het begint dan met verdachtmaking van de intellectueel en zo gauw de mogelijkheid zich voordoet met opsluiting of nog erger. De nazi's hebben het op dit terrein, zoals op menig ander terrein, het bontst gemaakt. Zij slachtten hun intellectuelen niet alleen zonodig af, maar gingen ook nog over tot het verbranden van hun produkten: boeken, schilderijen, muziek e.d. Alsof de menselijke geest zich ooit zou laten knechten!

Uit de mond van Bolkestein klinkt deze intellectuelenhaat bovendien uitermate verdacht. Hij is als geen ander de intellectueel onder de politici. Leest niet alleen weleens een boek, maar schrijft er af en toe ook een. Is onafhankelijk en kritisch in zijn denken en stelt terecht het tekort aan intellectuele vorming aan onze universiteiten aan de kaak. Zelfhaat mogen wij deze oprisping dus met een gerust hart noemen. Een vitale maatschappij koestert zijn intellectuelen. Foei, Olleke Bolleke ga je mond spoelen!

Deze column is verschenen in Sum april 1994