Deze column is verschenen in Sum juni 1995
Politie en Openbaar Ministerie hebben een nieuwe vijand ontdekt; 'gabbers'. Deze leeftijdgenoten van jullie zijn dikwijls goed opgeleide vaklieden met LBO en vervolgopleidingen. De meesten van hen hebben betaald werk. Gabbers onderscheiden zich van andere jongeren door hun eigen cultuur .Sportjackies met daarop onze nationale driekleur, sportschoenen en afgetrapte spijkerbroeken. Het weekend vormt voor hen het hoogtepunt van de week. Dan wordt er gezopen, gedanst op keiharde oorverwoestende house-muziek, ook wel gabber-house genoemd, en worden er allerhande pillen naar binnengewerkt, zodat de zaterdag en zondag wordt doorgebracht in een stimulerende en tegelijkertijd verdovende extase. Politiek zijn gabbers rechts georiënteerd. Daarin schuilt ook de belangstelling van de politionele autoriteiten voor jullie leeftijdgenoten. De gabbers zijn van mening dat het slecht gaat met Nederland, dat de Nederlandse identiteit is verwaterd tot een absoluut dieptepunt. Volgens de gabbers weet niemand iets van onze nationale geschiedenis. De gabbers zelf weten des temeer, van de wording van de Republiek tot heden.
Kom daar nog maar eens om bij de hedendaagse student. Die lijkt dat allemaal niets te interesseren, in voorbereiding als hij is op zijn aanstaand wereldburgerschap of tenminste het euroburgerschap. Studenten krijgen daarin het 'goede' voorbeeld van de huidige minister van Buitenlandse Zaken, Van Mierlo (D66), die op een vraag over hoe hij denkt over het Nederlanderschap doodleuk antwoordt: "Daar denk ik nooit over na. Ik voel mij Europeaan en vind het wel spannend om na te denken over het naderende einde van de natiestaat." In een echt land, zoals bijvoorbeeld Duitsland of Groot-Brittannië, zou een dergelijke uitspraak van een minister van Buitenlandse Zaken een politieke rel veroorzaken van de eerste orde. Zoniet in Nederland. Hier gaan politieke rellen over de deugdelijkheid van een magneetkaartje. De gabbers hebben dus wel degelijk gelijk als ze vinden dat het bergafwaarts gaat met die Nederlandse identiteit. Ze overdrijven daarin en provoceren vooral. De provocatie betreft vooral de houding ten opzichte van vreemdelingen. Zij zouden medeverantwoordelijk zijn voor de erosie van de nationale identiteit. Op zo 'n moment halen ze natuurlijk wel oorzaak en gevolg door elkaar. De erosie van onze nationale identiteit heeft alles met onszelf te maken en met de ziekte van het nihilisme en het cultuurrelativisme.
Dit wordt gevoed door een verkeerde benadering van de internationalisering van de economische en culturele wereldorde; een proces dat nog veel verder zal voortschrijden en dat nationale identiteiten zeer onder druk kan zetten. Op zichzelf is dat gevaarlijk, omdat een goed internationaal acteren alleen kan, indien men heel goed weet wie en wat men zelf is, zowel wat betreft de zwakke als de sterke kanten.Voorts is het internationaliseringproces gevaarlijk, omdat de zorg voor de regio en de natie in een steeds mondialer wordende wereld aan steeds minder instituties automatisch is toevertrouwd. De onderneming is niet meer persé regionaal of nationaal, de arbeidsmarkt wordt steeds internationaler en het openbaar bestuur wordt steeds grootschaliger. Wie bekommert zich in die orde nog om het dorp, de stad, de regio en het land? Dat wordt de grote vraag de komende tijd. Een belangrijke vraag, omdat de meerderheid van onze bevolking afhankelijk zal zijn en blijven van dit relatief overzichtelijke, geografische verband. Gabbers wijzen ons daar op hun manier op en het is de moeite waard om naar hen te luisteren. Maar waar zij vreemdelingen aanwijzen als erosiefactor voor nationale identiteit, moeten ze nog wat bijgeschoold worden. Dit lijkt mij een goede taak voor jullie, want dan spijker je je kennis ten aanzien van vraagstukken van nationale identiteit en nationale geschiedenis ook nog bij. En laat justitie en politie dan weer gewoon gaan doen waarvoor ze zijn aangesteld: boeven vangen!Deze column is verschenen in Sum juni 1995