Deze column is verschenen in Sum maart 1995

Nederland kan weer rustig gaan slapen. De ruzie in het hoger onderwijs is voorbij. De bestuurderen, inclusief die van de studentenorganisaties, hebben hun geschil op slaapverwekkende Hollandse wijze bijgelegd. Achteraf bezien ging het allemaal over niets. Her en der zijn de potjes aangesleept en is hutje bij mutje gelegd om de bezuinigingen althans boekhoudkundig in te boeken. Iedereen een bluts. De universiteiten, de hogescholen, het ministerie en natuurlijk de studenten. Echte veranderingen zijn behendig uit de weg gegaan. Hoewel, de studiefinanciering wordt met een miljard gulden verder uitgekleed en het collegegeld gaat met vijfhonderd gulden per jaar omhoog. Dit komt net a1s de miscalculatie van minister Ritzen inzake de OV-studentenkaart, groot honderdvijfentwintig miljoen op jaarbasis, allemaal ten laste van het studenteninkomen. Op een socialistische manier natuurlijk. De hoogste en de middeninkomens, van de vreselijk rijke mensen die ons land nog telt, betalen het gelag. Als je in een iets beter wiegje bent geboren dan zul je het weten ook en dit als jongmens betalen met grotere ouderafhankelijkheid dan je soortgenoten die op modaal niveau zitten en daaronder. Boeten zul je voor je steen- en steenrijke ouders.Het zal mij benieuwen hoe lang dit nog duurt, hoe lang die zogenoemde rijke ouders nog in dit land willen vertoeven, waarin inmiddels ook de VVD en D66 een dergelijk voor jonge mensen asociaal beleid voor hun rekening wensen te nemen. De politiek heeft overigens niet het lef om de kosten onmiddellijk bij die 'rijke' ouders in rekening te brengen middels het belastingbiljet, maar doet dat door de toegangsdrempel voor hun kinderen financieel te verhogen. Deze jonge mensen mogen vervolgens proberen om het met hun ouders eens te worden. Een situatie waaraan door de invoering van het stelsel van de studiefinanciering een eind is gemaakt. Toen ik studeerde in de jaren zestig kwam het maar al te vaak voor dat rijke ouders,die toen nog echt rijk waren, hun studerende kinderen de kinderbijslag onthielden en ook voor de rest geen toelage verstrekten. Zij waren de echte gedupeerden in die tijd en er zat voor hen niets anders op dan een werkstudentschap. Sommige emancipatieprocessen zijn dus heel wel omkeerbaar en dat doet vrezen voor de toekomst onder paars. Ondertussen is het onafwendbaar dat de student meer dan voorheen zelf zal moeten bijdragen aan de kosten van zijn studie. De student als consument, naar ik hoop een kritische consument. Er ontbreekt nogal het een en ander aan de kwaliteit van het consumentenprodukt hoger onderwijs. Massale, slecht verzorgde colleges bij voorbeeld, veel en veel te weinig contacturen met docenten, te weinig echt aansprekende docenten, heel veel bureaucratie en weinig aandacht voor het onderwijsprodukt en voor de wensen van de klant: de student. Met name universiteiten maken zich daar op grote schaal schuldig aan. Daar wordt heel veel meer tijd, menskracht en kapitaal besteed aan onderzoek, want dat brengt immers veel geld in het universitaire laatje. Het wordt de hoogste tijd dat de student gaat eisen dat hij waar krijgt voor zijn geld. Hij steekt zich immers fors in de schulden in het besef dat hij niet zeker weet of hij deze ooit kan aflossen. Afgezien van de vraag of je nog wel wilt studeren, is het verstandig om bij een positieve beslissing, kwaliteit, en nog eens kwaliteit te eisen. Daar zou het debat over moeten gaan en daar zouden studentenbestuurders zich in de eerste plaats druk om moeten maken.Deze column is verschenen in Sum maart 1995