Gepubliceerd in Carros, 3e jaargang nr. 1, maart / april 1996
Het is al weer enige jaren geleden dat ik door een collega-vriend van mij uitgenodigd werd om deel te nemen aan de jacht. Hij was oud-directeur van de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging, voordien dierenarts en nadien interim-manager. ln die hoedanigheid heeft hij mij geassisteerd hij de realisatie van de ov-jaarkaart voor studenten, dat vervoersbewijs dat studenten tegen sterk gereduceerde prijs krijgen bij de aanvang van hun studie. Maar bovenal is deze vriend een jager. Een mensensoort dat een intense relatie onderhoudt met de dieren in de natuur. Een harde, maar tezelfdertijd faire relatie. De natuur kent de wetten van de sterkste en het is eten of gegeten worden. Bij jagers is voor deze wetten van de natuur niet alleen een groot respect, maar ook een intense belangstelling voor al wat leeft en groeit Als burgerman moet je er even inkomen. De dood is immers uit ons bestaan zoveel mogelijk verdreven naar medisch specialisten, ziekenhuizen, verpleegtehuizen en mortuaria. Het kerkhof ligt al lang niet meer midden in de leefgemeenschap en velen verkiezen de anonimisering van het crematorium met daarna de verstrooiing over land of water. Weg is weg en liefst zo geruisloos mogelijk. Het enige dat telt is het oneindige leven dat we via gezondheids- en sportprogramma’s en - als dat allemaal niet meer helpt - met ver doorgevoerde medische technologie tot in het oneindige trachten op te rekken. De dood is als vanouds een angstwekkend mysterie, dat we zo veel als mogelijk uit ons moderne dynamische bestaan trachten te bannen. Degenen die zich met de dood bezighouden, moeten het daar niet te veel over hebben en we benaderen hen met een zeker respect. De doktoren, dominees, pastoors en uitvaartbezorgers mogen rekenen op onze dankbaarheid voor het feit dat ze dit karweitje voor ons opknappen. De slagers en de jagers mogen echter rekenen op onze onverschilligheid of agressie.
Meer dan een jaar geleden werd ik uitgedaagd om een koe te slachten, eigenhandig. Dat gebeurt je niet elke dag en vragensteller bezorgde me een angstig moment. Het was de slager in een Fries dorp. Hij was zeer op mij gesteld, maar vond mij ook een stadse meneer, een professor met veel verstand, maar wist zo’n man wel iets af van het echte leven? De uitdaging werd mij voorgelegd aan de stamtafel temidden van een groep wederzijdse vrienden. Het was doodstil en eenieder keek mij verwachtingsvol aan. Hier werd de ultieme vraag naar de vriendschap gesteld en wat zou onze stadsmeneer daarop antwoorden? Na enige ogenblikken te hebben nagedacht. antwoordde ik met het eenvoudige ja. Ik ben tenslotte een vleeseter en waarom dan weggelopen voor het onvermijdelijke doden van het dier dat mij tot voedsel en genoegen strekt. Enige maanden later was het zover en heb ik de daad, uiteraard onder toezicht en met medewerking van de slager, bij het woord gevoegd. Daarna werden wij vrienden voor het leven. Een leven dat wat de slager betreft nog maar een jaar heeft geduurd. Ik heb publiekelijk de consequentie aanvaard van het eten met smaak van vlees en dat is het doden van het dier dat tot voedsel dient. Hetzelfde valt natuurlijk te zeggen over al die eters van het wild en gevogelte dat onze tafels siert.
Maar aanvaarden we nu ook de consequentie dat het dier, alvorens het onze dis bereikt, moet worden gedood? Ja en nee. Ja, als het maar ver buiten ons gezichtsveld gebeurt, in hygiënische slachterijen die niet in onze woonbuurten zijn gelegen. Neen, als de confrontatie met de dood van het dier te direct is.
In Nederland is het niet eenvoudig om actief deel te nemen aan de jacht. Toen ik door mijn vriend werd uitgenodigd was er voor mij slechts een plaats tussen de drijvers, de mensen die het wild opjagen. ben positie die natuurlijk ver beneden mijn waardigheid is, maar het was niet anders. De jacht is immers omgeven met tal van zeer scherpe regels, waar van overheidswege nauwlettend op wordt toegezien. Het verkrijgen van een jachtakte, dus het diploma om te mogen jagen, neemt al gauw één & twee jaar in beslag. Theorie- en praktijklessen, afgesloten met een heus examen. De eisen zijn in mijn ogen absurd. Je moet van alles en nog wat weten, wat voor een goed jager helemaal niet ter zake doet. De drempel is daardoor heel erg hoog. En als je niet uit een gezin komt, waarin men van nature jaagt, dan is de kans niet groot dat je toetreedt tot dit selecte gilde. Met de akte ben je er nog niet. Dan heb je nog een jachtterrein nodig en een aan regels gebonden vergunning.
Ik zal u niet lastigvallen met de inhoud daarvan. De deskundigen onder u kennen ze en de belangstellende buitenstaander zal van mij willen aannemen dat er heel erg veel regels zijn die moeten worden nageleefd. Kortom, het wild in Nederland is uitstekend beschermd en de jagers zijn onderworpen aan een zwaar regiem met een goed controlerende overheid. Dit moet dus geen problemen opleveren, zou je denken.
Zo is het echter niet. Allerhande dierenbeschermingsorganisaties zijn tegen en rusten niet eerder dan dat de jacht gewoon verboden wordt. Zij zijn tegen het doodmaken van dieren en naar ik hoop ook consequent door geen vlees te eten.
Wat daarvan zij, de overheid laat steeds vaker haar oren hangen naar dit soort fundamentalisten. Ook nu weer wordt een aanval ingeluid om de lacht aan nog weer strengere regels te onderwerpen, zodat zij langzamerhand onmogelijk wordt. De natuur is daar geenszins mee gediend, maar het verwekelijkte geweten van menig politicus kennelijk wel. Met instemming mogen er overal op de wereld hele volkeren worden afgeslacht. De gereglementeerde jacht op wild dreigt echter in Nederland tot het verleden te gaan behoren. Het wordt tijd dat men de terreur van de dierenbeschermers teweer staat en in Nederland de uiterst verantwoorde jacht de ruimte geeft die zij nodig heeft.