4 december 2001, Business Class
Het conflict tussen Palestijnen en Israëliërs zit muurvast. De president van de Palestijnen, Yasser Arafat, heeft nu wel bewezen dat hij het in eigen land niet meer voor het zeggen heeft.
Staatsmacht en staatsorganen zijn in dat land virtuele entiteiten. Ze bestaan gewoonweg niet en van een parlementaire democratie en een rechtstaat is al helemaal geen sprake. Het land wordt beheerst door elkaar ten dele bestrijdende benden, waarvan die van Arafat er één is, niet meer en niet minder.
De situatie toont sterke gelijkenis met die in Afghanistan of Somalië. Centraal gezag wordt feitelijk niet erkend, zo nu en dan is er een soort Godsvrede tussen de rivaliserende benden en hun hoofdlieden. Arafat is dus president van niets, maar wel de man waarmee de onderhandelingen over vrede moeten worden gevoerd.
Een volstrekt zinledige operatie. Hoezeer dat het geval is, is wel gebleken in de nadagen van president Clinton van de VS. Clinton heeft zich in de laatste maanden van zijn ambt, in het najaar van 2000, grote inspanningen getroost om tot een definitieve vredesregeling te komen tussen Israël en Palestina.
De toenmalige premier van Israël, Barak (Arbeiderspartij), was bereid het akkoord in zijn land door middel van verkiezingen te verdedigen. Arafat zag daar op het laatste moment van af en verwierp de regeling, waarna de tweede intifadah van start kon gaan. Gevolg daarvan was dat Barak de verkiezingen in Israël verloor en de macht kon overdragen aan Likud premier Sharon, een oud generaal en erkende hardliner. Welke rol Arafat zelf daarin heeft gespeeld is duister. Heeft hij gedacht met het verwerpen van het akkoord en het opstarten van de tweede intifadah er meer uit te kunnen slepen? Het zou kunnen, hij heeft dat kunstje vaker geflikt, maar het hoeft niet. Het kan ook gewoon zo zijn dat het hem door de fundamentalisten in zijn eigen gelederen (Al Fatah) en daarbuiten (Hamas en Yihad) te verstaan is gegeven dat dit akkoord voor hen volstrekt onaanvaardbaar is.
Hete hangijzers zijn en blijven de status van Jeruzalem en de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen, na meer dan vijftig jaar, naar hun voormalige woonsteden in Israël. Nu is aan die status van Jeruzalem nog wel een mouw te passen, maar de terugkeer van Palestijnse vluchtelingen is nu wel volledig onbespreekbaar geworden. Dat zou alleen kunnen op basis van vertrouwen. Dat vertrouwen ligt, voor zover het er al was, volledig aan diggelen na al die bloedige en uitgekookte zelfmoordaanslagen. De Palestijnse fundamentalisten kiezen er strijk en zet voor om de Israëlische burger te treffen als hij uitgaat of aan het winkelen is of zich beweegt in het openbaar vervoer. Het gevoel van veiligheid van de Israëlische burger is tot op de wortels toe aangetast. In zo’n klimaat kun je onmogelijk verwachten dat men accepteert dat de vluchtelingen terug kunnen keren naar huis en haard. Het is teveel gevraagd om je eigen moordenaar te moeten verwelkomen. Er is geen enkele garantie dat deze mensen zich ooit zullen gedragen als burger van de staat Israël.
Integendeel, het is realistischer te veronderstellen dat Israël met deze vluchtelingen een vijfde colonne binnenhaalt, die maar een doel heeft: de joden te verdrijven uit Israël.
In mijn boek “Vijftig jaar Israël, hoe lang nog?” (1998), laat ik door middel van kaartjes zien wat voor een rare gatenkaas de verdeling van Palestina tussen Joden en Palestijnen, op basis van de tot nu toe gesloten akkoorden, oplevert. Elk zinnig mens kan maar tot één conclusie komen, jongens en meisjes sticht a.u.b. een federale staat met een Palestijns en een joods deel, waarin jullie samenleven op dit kleine stukje grondgebied. Dat zou kunnen indien de aanhangers van de moderniteit in Israël en Palestina het alleen voor het zeggen had.
Helaas zo is het niet, aan beide zijden hebben fundamentalisten een wurgend grote invloed. Die fundamentalisten weten van geen wijken en stellen dat op grond van hun godsdienst dit land hen door God zelf is gegeven. Alsof God zich zou verwaardigen zich daarmee ooit te bemoeien. Door dit geloofsaspect is er in rede geen oplossing te vinden. Zij kennen maar één oplossing en dat is de uitvoering van Gods wil. Probleem is echter dat God kennelijk heeft gesproken op basis van een dubbele agenda. Hij heeft het land als het ware twee keer weggegeven, één keer aan de joden en één keer aan de Palestijnen. Dat is niet zo handig geweest van God, want nu zitten wij met de gebakken peren.
De oplossing zal nu langs andere wegen moeten worden gezocht. Het eerste dat er moet gebeuren, hoe onvoorstelbaar ook, is dat aan Palestijnse zijde alle partijen aan tafel komen zitten, dus inclusief de politieke takken van Hamas en Yihad. Dat wordt een hele zware dobber.
Israël zal dat moeten accepteren en Hamas en Yihad zullen moeten worden overgehaald. De logica van een duurzame vredesregeling dwingt er echter toe, zoals ook de ervaring er inmiddels toe dwingt. Het heeft geen zin om alleen met Arafat aan tafel te gaan zitten, als de echte beslissers op de achtergrond blijven.
Weet men zo ver te komen, dan is het verstandig om de huidige gatenkaas rigoureus aan te pakken en door middel van de uitruil van grondgebied aaneengesloten stukken land te verkrijgen, opdat men zich kan ophouden achter verdedigbare grenzen. Dat betekent ontruiming van joodse nederzettingen op veroverd gebied, niet meer en niet minder. Resultaat is wel een goed verdedigbaar Israël en men voorkomt daarmee allerhande gewapende wrijving tussen joden en Palestijnen.
Enfin, nog een lange weg te gaan, waarbij wij in Europa twee dingen dienen te beseffen.
Ten eerste dat de joden nu al meer dan vijftig jaar de moderniteit, onze cultuur dus, aldaar met hand en tand verdedigen.
Ten tweede dat aan de staat Israël mede ten grondslag ligt die inktzwarte bladzijde uit onze geschiedenis, de Holocaust. Het wordt tijd dat premier Kok (PvdA) na de ostentatieve ontvangsten van Arafat op het Catshuis, nu premier Sharon van Israël maar eens uitnodigt voor een uitgelezen diner op het Catshuis, om daarmee de vriendschap van Nederland met Israël stevig te onderlijnen.
In tijden van nood leert men tenslotte zijn vrienden kennen!
Pim Fortuyn
Rotterdam, 4 december 2001