5 november 2001, Business Class
Op het moment dat wij royaal het chequeboek trekken, royaal troepen en materiaal leveren, een veel te hoge contributie betalen in de EU, op dat moment mag onze Wim zich van hen een staatsman noemen. Het illustreert weer eens dat wij de malle Pietje van de wereld zijn en dat onze toppolitici het waandenkbeeld mogen koesteren mee te tellen in de wereld van de groten, als ze daar maar voor betalen en wel van onze belastingcenten
Het had wel iets vertederends onze minister president, Wim Kok (PvdA), was niet uitgenodigd op een dinertje van prime minister Tony Blair van de groten in de EU.
Op dat dinertje zou men proberen de horloges gelijk te zetten over hoe nu verder met de bombardementen op Afghanistan. Onze Wim had men gewoon over het hoofd gezien. Toen hij daar zelf heel laat achter kwam mocht hij natuurlijk alsnog komen, alleen wij hebben geen Concorde, dus zal hij wel niet veel meer gekregen hebben dan het dessert, tenzij de kok van Downing street 10 zo vriendelijk is geweest het kliekje voor hem op te warmen. En ach, zo zijn die Engelse koks nog wel. Het maakt intussen wel duidelijk dat de benoeming van Wim Kok tot staatsman door mensen als Blair, Schröder, Chirac en Clinton, slechts geldt voor zolang ze hem nodig hebben. Op het moment dat wij royaal het chequeboek trekken, royaal troepen en materiaal leveren, een veel te hoge contributie betalen in de EU, op dat moment mag onze Wim zich van hen een staatsman noemen. Het illustreert weer eens dat wij de malle Pietje van de wereld zijn en dat onze toppolitici het waandenkbeeld mogen koesteren mee te tellen in de wereld van de groten, als ze daar maar voor betalen en wel van onze belastingcenten. Het is slechts hele dure cosmetica en we zouden er eens mee moeten ophouden. We zijn voor de groten slechts een hele grote zak met geld, niet meer en niet minder.
Ondertussen zou het een stuk verstandiger en goedkoper zijn, indien we het Nederlandse belang in het kader van de buitenlandse en de EU politiek scherper zouden onderkennen en formuleren. Dat houdt in dat we eindelijk willen aanvaarden dat wij geen middelgrote mogendheid meer zijn, maar een klein doch rijk land. Het is alweer 56 jaar geleden dat onze voormalige kolonie, Nederlands Indië, onder leiding van Soekarno de onafhankelijkheid uitriep. Bij de herdenking in Indonesië van het 50 jarig bestaan van de republiek Indonesia hadden we daar zelfs nog moeite mee. De koningin mocht die herdenking niet bijwonen en bracht haar staatsbezoek aan Indonesië dagen later, ze zouden daar eens mogen denken! Halsstarrig hielden wij vast aan de datum dat wij, onder grote internationale druk met name van de VS, hen de onafhankelijkheid hadden verleend in 1949 .
Ongelofelijk kinderachtig van Kok (Paars I ) c.s. om vijftig jaar na dato nog niet te willen erkennen dat het Indonesische volk zijn onafhankelijkheid heeft bevochten en niet gekregen. Ze waren ons meer dan zat en wij zagen dat helaas veel te laat in. Hadden we die grootheid wel kunnen opbrengen, dan was dat in Indonesië zeer gewaardeerd en dat zou natuurlijk voor onze economische betrekkingen met dat land niet slecht zijn geweest, om het maar eens eufemistisch uit te drukken.
Belangrijker is echter dat we door een dergelijk gebaar ons eindelijk eens zouden hebben bevrijd van onze grootheidswaan en de werkelijkheid zouden hebben erkend. Vroeg of laat zullen we daar toch aan moeten geloven. Naarmate er zich in de wereld steeds meer grote volkrijke landen economisch ontwikkelen, naar die mate zal het politieke en economische belang van ons land in de wereld afnemen. Niet eens doordat wij armer worden, maar omdat zij rijker en daardoor politiek en militair krachtiger worden. Het is beter dat te erkennen en daarnaar te handelen, dan hoeft onze minister president ook niet meer te bedelen om aan te mogen zitten aan het diner der groten en het scheelt ons een hoop poen, die we dan kunnen besteden aan de verdere opbouw van ons eigen land, het bewerktuigen van de internationale rechtsorde en aan de uitbouw van onze handelsrelaties all over the world.
De Groenen in de EU en ten onzent GroenLinks roeren zich inmiddels stevig in het Afghanistan-debat. Ze doen dat overigens volgens het bekende recept van de Linkse kerk. Aanvankelijk gingen ze pal achter de door de Amerikanen uitgeroepen War on Terrorism staan, inclusief de aanval op het Taliban regiem in Afghanistan, maar nu er niet onmiddellijk zichtbare resultaten worden geboekt haken ze af. Dat kan natuurlijk niet, wie A zegt moet ook B zeggen. Als je als politici besluit tot een oorlog, dan moet je jouw militairen wel even de kans geven hun strategie tot een goed einde te brengen.
Zoals de trouwe lezer van deze column weet, heb ik niet zoveel vertrouwen in al dat gebombardeer. Niet omdat ik daar morele bezwaren tegen zou hebben, maar omdat het mij gezien het doel van de bombardementen geen goede strategie lijkt. Als je Bin Laden c.s. wilt pakken en de Taliban wilt uitschakelen dan beperk je je mijns inziens tot het uitschakelen van het luchtafweergeschut en wat strategische militaire doelen en zet je voor het overige special forces in, in het land zelf.
Dat gaat natuurlijk gepaard met dodelijke slachtoffers onder die special forces en daar schrikt men kennelijk voor terug en dus maar door bombarderen. Dat neemt niet weg dat we met open ogen, althans dat onze politici met open ogen, deze strategie hebben aanvaard. Het enige dat dan nog rest is deze strategie massief te ondersteunen.
Welnu, daar is gewoon toe besloten op dat dinertje te London en daar had onze Wim helemaal niet bij hoeven wezen. Nederland waarschuwt de VS voor de laatste maal, die vertoning hebben we, dacht ik, toch wel ver achter ons gelaten!
Pim Fortuyn
Rotterdam, 5 november 2001