Over Pim Fortuyn en de media is meer te zeggen dan zich laat samenvatten met dat ene woord, dat reeds de avond van de moord viel: demonisering. Het gaat immers niet alleen om de opstelling van de media in de afgelopen acht maanden, de periode dat Pim Fortuyn politicus was. Het gaat ook om de rol van de media in de afgelopen acht jaar. Hadden ze toen hun werk beter gedaan, dan was Fortuyn de afgelopen acht maanden niet uitgegroeid tot zo'n geweldige stemmentrekker.
Maar laten we beginnen met de demonisering. Uiteraard is er geen relatie met de moord. Alleen de dader is verantwoordelijk, niet de media en de politici. Maar daarmee is het verhaal niet af. Want er is wel degelijk sprake geweest van demonisering. Via de media door politici, omdat ze een politieke tegenstander wilden uitschakelen door hem in het verdomhoekje te plaatsen. En door de media, uit een mengeling van luiheid en gemakzucht. Slechte journalistiek dus.
Door Pim Fortuyn als een Le Pen of een Malle Pietje weg te zetten, hoef je niet meer op zijn argumenten in te gaan. Fortuyn als Angstgegner. Je pleegt eerst karaktermoord, waarna zijn ideeën er niet mee toe doen. Rechts is al een scheldwoord in Nederland, dus noem iemand extreemrechts en je hebt het over een curiositeit waarmee je niet in discussie hoeft. Als de verslaggever van het NOS Journaal met het programma van de Centrum-Democraten zwaait als hij het over Fortuyn heeft, is de toon wel gezet.
Ook als Fortuyn niet was vermoord, had deze houding van de media tot enig zelfonderzoek moeten leiden. Wat te denken van het commentaar van NRC Handelsblad op 6 mei, waarin Fortuyn wordt beschreven als iemand die eraan moet worden herinnerd dat 'we' in Nederland xenofoben en racisten ons van het lijf wensen te houden. Dat wordt geschreven over Fortuyn die Rotterdam de eerste allochtone wethouder heeft bezorgd en een allochtoon een tweede plaats heeft gegeven op zijn landelijke lijst.
Wat te denken van Trouw-columnist Matty Verkamman die het volgende over Fortuyn schreef: 'Jij vuile, kale nepprofessor, jij hebt de intelligentie van Adolf Hitler en de charme van Heinrich Himmler! Jij leeft van haat en daarom hoop ik dat je in die dark room van je zo gauw mogelijk aids krijgt.' Deze column is een dieptepunt in de Nederlandse journalistiek van het afgelopen jaar.
Deze voorbeelden zijn niet uniek. Uit de media zijn hele reeksen kwalificaties te halen. Hier en daar zal sprake zijn geweest van kwade opzet (Verkamman) of van verstandsverbijstering (NRC Handelsblad), maar ik vrees dat de meeste journalisten uit luiheid een etiket op Fortuyn hebben geplakt. Uit gemakzucht hebben ze de terminologie uit de jaren dertig van stal gehaald, teruggegrepen op Janmaat of er buitenlandse 'voorbeelden' bijgehaald. Ze hebben hem benoemd, zonder te verklaren.
Wat is extreemrechts, wat is een populist? Waarom heet je in Nederland extreemrechts als je tegen immigratie bent en voor integratie? In de Verenigde Staten is rechts (Bush) juist voor immigratie, want het bedrijfsleven heeft behoefte aan goedkope arbeidskrachten. Immigratie houdt de lonen laag. Rijke Amerikanen profiteren van immigratie, want dan kunnen ze makkelijk aan huispersoneel komen. 'Links' in Amerika is om deze redenen (en soms vanwege de druk op het milieu en de natuur) tegen immigratie.
Er zijn veel nuanceringen aan te brengen op dit voorbeeld uit de VS, maar het gaat me om de journalistieke reflex. Kijk je overigens naar Fortuyns voorstellen als het gaat om democratisering (gekozen burgemeester, commissaris van de koningin, minister-president) en zijn geloof in vrijheid van meningsuiting (hij was tegen vervolging van imam El Moumni) dan past het etiket extreemrechts ook al niet.
En populist, zoals hij ook door Elsevier werd genoemd? Het heeft een negatieve klank. Een populist is iemand die zegt wat het volk graag hoort. Maar gek genoeg zei Fortuyn niet altijd wat het volk graag wilde horen. De files zou hij niet oplossen (Soundmixshow), en kankerpatiënten hoorden volgens hem niet in de WAO (Slot Rottenberg). Was Troelstra ook een populist? En Van Mierlo in de jaren zestig en zeventig?
Nee, Fortuyn heeft niet te klagen gehad over gebrek aan aandacht van de media. Bovendien heeft hij ruimschoots de gelegenheid gehad om zijn ideeën te spuien. Maar laten we eerlijk zijn. Hij was lastig in te delen en iets te simpel is gekozen voor makkelijke vergelijkingen en typeringen. Soms moet de journalistiek kwesties en personen ingewikkelder maken in plaats van makkelijker.
Nu mijn tweede stelling: als de media de afgelopen acht jaar hun werk beter hadden gedaan, had Pim Fortuyn nooit in acht maanden, van zijn afscheid als columnist van Elsevier op 1 september 2001 tot zijn dood op 6 mei 2002, kunnen uitgroeien tot zo'n enorme stemmentrekker. De populariteit van Fortuyn laat zich immers niet slechts verklaren door zijn mooie pakken, scherpe tong en de verveling met Paars. Uiteraard hebben die bijgedragen aan zijn opmars in de peilingen, maar ze vormen slechts een deel van de verklaring.
Zijn hameren op een immigratiestop om integratie mogelijk te maken, is zeker zo belangrijk. Met dit punt heeft hij heel veel onvrede aangeboord die in de samenleving sluimerde. Fortuyn had het alleenrecht, want met het vertrek van Frits Bolkestein naar Brussel had de VVD het onderwerp losgelaten.
Hadden de media de afgelopen acht jaar eerder en breder bericht over de onvrede onder de bevolking over immigratie en de problemen die daarmee samenhangen (in het onderwijs, in de gezondheidszorg, in het uitgaansleven, in de woonomgeving, in de sociale zekerheid) dan waren de politici erop geattendeerd geweest. Dan hadden ze de problemen kunnen aanpakken en het onderwerp, naar mijn smaak het grootste sociale probleem van na de Tweede Wereldoorlog, kunnen opnemen in hun verkiezingsprogramma. Een beetje zoals het eind jaren zestig, begin jaren zeventig is gegaan met het milieu. Toen bleek dat D66 daar kiezers mee trok, begonnen ook andere partijen zich te roeren. Elk verkiezingsprogram kreeg zijn eigen milieuparagraaf.
Als je zo'n stelling poneert zijn er altijd wel journalisten die weten te melden dat ze wel degelijk aandacht hebben besteed aan de problemen die met immigratie samenhangen en dan wijzen ze op een radioprogramma, televisie-uitzending of artikel. Ik geloof ze graag, maar mijn eigen waarneming is anders. Mij is opgevallen dat er natuurlijk veel 'sociale reportages' zijn verschenen, maar de meeste journalisten durven het niet aan een rechtstreeks verband te leggen tussen immigratie (of een gebrek aan integratie) en het beschreven probleem. In Nederland staan je collega's al snel klaar met kwalificaties die ook Pim Fortuyn troffen. Terwijl je gewoon je werk doet: feiten verzamelen en verbanden leggen.
Hoe kan het anders? In ieder geval moeten de media veel meer een eigen agenda krijgen en de onderwerpen minder laten bepalen door wat Den Haag en het establishment belangrijk vinden. Zonder je nu direct te bekeren tot wat in de VS civic journalism of public journalism wordt genoemd, zijn elementen van dit genre over te nemen. Minder zaakwaarnemers aan het woord laten en meer 'echte' mensen en ze dan niet direct beschuldigen van racisme, zoals een Vara-verslaggeefster deed toen ze aan een vrouw in Rotterdam vroeg waarom ze bij de gemeenteraadsverkiezing op Pim Fortuyn had gestemd.
Wellicht moeten journalisten ook weer leren hun eigen ogen te geloven. Schrijf op wat je ziet in plaats van die informatie eindeloos te (laten) filteren uit angst voor reacties van collega's. Kijk uit voor groupthink. Ga naar Rotterdam en bekijk wat decennia PvdA-bestuur daar heeft aangericht.
Dat ze de agenda van het establishment volgen, vinden journalisten vaak een rare beschuldiging, omdat ze zich daarmee niet vereenzelvigen. Het establishment wordt immers gezien als de macht, als behoudend. Maar ongemerkt zijn de journalisten tot het establishment gaan behoren. Samen met het establishment kijken ze neer op het volk, op de proteststemmers, op het 'gepeupel'.
Wellicht is het ook wel een probleem dat 80 procent van de journalisten 'links' stemt, zoals uit het proefschrift van Mark Deuze blijkt. En moeten hoofdredacties niet alleen vrouwen, jongeren en allochtonen aannemen, maar ook rechtse journalisten.