(Bron: De Volkskrant, 7 mei 2002
Toen een demonstrant begin dit jaar een taart in zijn gezicht gooide, zei Pim Fortuyn: 'Die taart is niet zo erg. Maar als je de haat in de ogen van die mensen ziet. . .' Maandagavond werd hij in Hilversum vermoord. 'Ik word oud', zei hij kort daarvoor op Radio 3. 'Ik word 87 jaar.'
De diepe overtuiging te zijn voorbestemd voor grootse daden, de opvatting in de wereld te zijn gezet om een beslissende draai aan de geschiedenis te geven: een mens kan bedrogen worden door zichzelf, zijn ideeën en vooral door de weerbarstigheid van het leven en de dood. Pim Fortuyn stierf maandagavond op een parkeerterrein op het Mediapark in Hilversum - gruwelijker symboliek was niet denkbaar in de dood van de man die de afgelopen maanden groter werd dan wie ook had kunnen denken, vooral door de briljante wijze waarop hij de media bespeelde. Een paar minuten eerder had hij op de radio zijn laatste interview gegeven, waarna hij naar zijn Jaguar liep, op weg naar een verkiezingsbijeenkomst in Leeuwarden. Hij had, zei hij in 1993 in Hervormd Nederland, het idee pas te zullen sterven 'als ik mijn doel heb bereikt'. Zijn doel, hij sprak liever van 'een opdracht', was 'Nederland te hervormen'. 'Ik ben voorbestemd in een positie te komen waarin ik Nederland mag helpen moderniseren.' Pim Fortuyn was 45 toen hij zijn missie formuleerde, en op dat moment een van de weinige Nederlanders die ook daadwerkelijk geloofde ooit tot uitvoering ervan te kunnen overgaan.
Zelfs toen hij in februari aan de kant werd geschoven bij Leefbaar Nederland, herhaalde hij het nog maar eens: 'Vergis je niet, ik word minister-president.' Ook toen zagen de meeste Nederlanders dat nog als de hoogmoedswaanzin van een politieke clown. Maar op de dag waarop hij werd vermoord, nog geen drie maanden later, maakte het onderzoeksbureau Intomart bekend dat ernstig rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat de Lijst Pim Fortuyn bij de verkiezingen van 15 mei als grootste uit de bus zou komen en dat Pim Fortuyn de volgende premier van Nederland zou worden. In die ongelooflijke ontwikkeling, van amper serieus genomen eenzaat tot populairste politicus van het land, maakte Fortuyn krachten en emoties los die in de Nederlandse politiek nooit eerder te zien waren geweest. In een land waar de politiek toch vooral een sudder-activiteit was, sloeg door Fortuyn plotseling de vlam in de pan. Het leek alsof hij in de Nederlandse samenleving een open zenuw had getroffen, waarvan tot zijn komst niemand zich had gerealiseerd dat hij bestond.
Hij verzette zich in zijn politieke opvattingen tegen de heersende bestuurscultuur, maar dat was het niet waarmee hij de grootste weerzin en de diepste haat opriep. Zijn oproep dat Nederland eerst de integratie van alle nieuwkomers maar eens degelijk ter hand moest nemen, en tot die tijd de grenzen moest sluiten, plus zijn omschrijving van de islam als 'een achterlijke cultuur', brachten hem voor menigeen in het kamp van verdachte politici als De Winter en Berlusconi. Fortuyn kon hoog of laag springen; hij kon er one-liners op loslaten ('Gesproken met moslims? Ik ga zelfs met ze naar bed!'); hij kon vorige week zelfs met het voorstel komen voor een generaal pardon voor illegalen: van het stempel van een rechtse volksmenner wist hij zichzelf niet meer te bevrijden. Hij noemde het de demonisering door 'extreem-links' en waarschuwde er meermalen voor dat die voor hem persoonlijk zware consequenties kon hebben. Hij wist dat hij met vuur speelde, hij wist dat tegenover zijn explosief gegroeide populariteit ook een navenant in kracht toegenomen haat stond en dat hij die nooit helemaal zou kunnen controleren. Hij wist dat hij wind zaaide.
Toen hij in maart zijn boek De puinhopen van acht jaar Paars presenteerde in Nieuwspoort in Den Haag, kreeg hij een paar taarten in zijn gezicht. 'Die taart is niet zo erg', zei hij, 'maar als je de haat in de ogen van die mensen ziet. Dát is beangstigend'. Eind februari had hij al besloten te stoppen met de straatcampagne van Leefbaar Rotterdam, vanwege de bedreigingen die hem ten deel vielen. Ook ontving hij veel haatmail en dreigtelefoontjes. Hij was bang de laatste tijd, doodsbang bij tijd en wijle. Hij hield zich vast aan de overtuiging dat geen mens gaat voor het zijn tijd is, zei hij vorige week in het tv-programma van Ivo Niehe in Rocca Jacoba, zijn naar zijn moeder vernoemde tweede huis in Italië.
Het werd er de laatste weken niet beter op. 'We worden aan alle kanten bedreigd hier', zei zijn butler/chauffeur Herman vorige week nog in Fortuyns huis in Rotterdam, het Palazzo di Pietro. 'Aanstaande zaterdag moeten we het huis uit van de politie. Linkse actievoerders komen hier dan alle ruiten ingooien.' De politie zei van niets te weten. Zondag deed hij er in het lijsttrekkersdebat op Radio 1 nog een schepje bovenop. 'Er zijn no-go-area's in Rotterdam.' In elk geval voor hem, wist hij. En daarom wilde hij niet met Paul Rosenmöller die wijken in. 'Dan trappen ze me zo in mekaar.' Maar de angst weerhield hem er niet van de jolige branieschopper te blijven uithangen, letterlijk tot het laatst. 'Zal ik je je studio uitschoppen? Dát is pas mooie radio', zei hij maandagmiddag tegen Ruud de Wild van 3FM.
Fortuyn zoals Nederland hem het afgelopen halfjaar leerde kennen: provocerend, hondsbrutaal en vaak met een ondertoon van ironie in zijn stem. 'Wat is dít een slecht programma zeg', was zijn laatste boodschap aan De Wild. De bravoure van Fortuyn was on-Nederlands, zeker voor een Nederlandse politicus. Het was zijn handelsmerk. Vanaf de middelbare school al, schreef hij in zijn verkapte autobiografie Babyboomers, was hij een actieve leerling, politiek geïnteresseerd én al op 16-jarige leeftijd in driedelig pak. En toen al eenzaam. Klasgenoten herinnerden zich hem nauwelijks, bleek uit de zoektochten naar 'de vroege Pim Fortuyn'.
Hetzelfde geldt voor zijn studententijd in Amsterdam, die volgens hemzelf 'kort maar krachtig' was en waarin hij zijn homoseksualiteit ontdekte. Zijn periode als universitair hoofddocent in Groningen, later die van directeur van de OV-studentenkaart en die van bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam: het leken allemaal fasen in de speurtocht naar de ware Pim Fortuyn. 'Ik moet gewoon Pim Fortuyn worden, en dat is niet eenvoudig', zei hij in 1995 tegen de Volkskrant. In Babyboomers nam hij een portret op dat in 1997 van hem verscheen in de Volkskrant: hij herkende zichzelf. Ook in woorden als de volgende: 'Zijn ogen stralen alles uit wat hij in zich draagt: spotzucht, ironie, zelfvoldaanheid, eruditie, intellect, liefde en achterdocht, arrogantie. Die ogen zijn onontkoombaar en desnoods dodelijk. Wie met hem in debat gaat, heeft een zonnebril nodig. Hij is diep vereenzaamd geraakt, zoekt liefde, erkenning, applaus, publiek, maar van de vele zielen in zijn borst verliest steeds de compromisgezinde, de harmonieuze.' Maar toen hij in de herfst van 2001 door Leefbaar Nederland werd gevraagd om lijsttrekker te worden, leek het erop dat Pim
Fortuyn
Pim Fortuyn eindelijk had gevonden en dat hij de zielen in zijn borst eindelijk eenstemmig kon laten zingen: de zoeker keek in de spiegel en zag een premier. Hij zag hem steeds duidelijker en langzaam maar zeker begonnen anderen het beeld te herkennen. Met een bijna onvoorstelbare energie, soms vier televisie-optredens op één avond, stortte hij zich in de verwezenlijking van een droom die lange tijd absurd leek. Hoewel hij verklaarde journalisten te verachten, leek het erop dat hij nog uitsluitend sprak in interview-vorm: zijn hele optreden had een dramatisch hoog nu-of-nooit gehalte: Fortuyn zag dat hij de wereld versteld kon doen staan, dat steeds meer seinen op groen sprongen en dat een verbijsterend verkiezingsresultaat steeds waarschijnlijker werd. Zijn huis in Italië had hij gerestaureerd in de geest van zijn overleden moeder, zei hij in september vorig jaar tegen Hugo Camps van Elsevier, het blad waarvoor hij jarenlang actief was als columnist. 'Mijn moeder', zei Fortuyn, 'heeft altijd een soort Kennedy-achtig idee van mij gehad. Ze was bang dat ik overhoop zou worden geschoten. Nu ik in de politiek ga, ben ik blij dat ze er niet meer is. Ze zou het daar moeilijk mee hebben gehad.'
In zijn Rotterdamse werkkamer hing, naast Joop den Uyl, een foto van John F. Kennedy. 'Al sinds zijn geboorte heeft hij het gevoel niet welkom te zijn', las hij in 1997 in de Volkskrant - kennelijk met instemming. 'Niet op de wereld. De wereld moet hem niet, weet geen raad met hem, maakt hem tot een zonderling.' Misschien waren het ook zijn laatste gedachten. 'Ik word oud', zei hij maandag in het radio-interview op 3FM. 'Ik word 87 jaar.' Hij werd 54.
De spiegel waarin hij zichzelf en zijn grote ambitie steeds duidelijker weerspiegeld zag, werd maandagavond in Hilversum aan gruzelementen geschoten. Pim Fortuyn heeft in zijn leven Nederland niet hervormd. Maar met zijn gewelddadige dood maakte hij Nederland definitief tot een ander land.