Fortuyn had beveiliging moeten krijgen

(Bron: Nos-website, 17-12-2002)

Pim Fortuyn had tijdens de aanloop naar de verkiezingen in mei 2002 beveiligd moeten worden. Dat dit niet gebeurde had twee redenen. De AIVD, toen nog BVD geheten, ging laks te werk en Fortuyn zelf werkte niet mee. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport van de commissie Van den Haak. Maar de commissie concludeert ook dat het een illusie is te denken dat persoonsbeveiliging een moord kan voorkomen. 

Uit het vandaag gepresenteerde rapport moet blijken of de toenmalige ministers 
De Vries van Binnenlandse Zaken en Korthals van Justitie Fortuyn terecht geen beveiliging hebben gegeven. Over de rol van De Vries is de commissie mild. 
Hij heeft naar aanleiding van het taartincident, waarbij Fortuyn drie taarten in 
zijn gezicht gegooid kreeg, twee keer een dreigingsanalyse laten uitvoeren. 

AIVD en De Vries schoten tekort

De Vries liet de Grote Evaluatiedriehoek (GED) en de Technische Evaluatiecommissie (TEC) uitzoeken of Fortuyn gevaar liep. In beide organen zitten ambtenaren van verschillende ministeries en inlichtingendiensten. De TEC vroeg de AIVD beide keren om een analyse, maar deze voldeed niet aan dat verzoek, mede doordat Fortuyn zelf niet over concrete dreigingen sprak. 

De AIVD schoot vervolgens tekort, aldus de commissie. De dienst deed geen grondig 
onderzoek, maar ging alleen na of bij de eigen organisatie informatie over dreiging 
voorhanden was. Daarnaast verzuimde de AIVD navraag te doen bij de politie. Er werd geen analyse gemaakt van Fortuyns controversiële uitspraken en de daarop volgende reacties. En daadwerkelijke en mogelijke aantastingen van Fortuyns veiligheid werden niet onderzocht. 

Minister De Vries verzuimde te controleren of het werk wel goed gedaan werd en nam klakkeloos aan dat het onderzoek geen bruikbare gegevens had opgeleverd. Maar een grondig onderzoek vond dus nooit plaats.


Korthals geen actieve rol

Korthals speelde geen actieve rol in de besluitvorming rond Fortuyn maar bleef op de hoogte via onder meer zijn collega De Vries. De commissie heeft wel enig begrip voor die passieve houding vanwege zijn beperkte wettelijke rol bij persoonsbeveiliging. 

Maar de commissie concludeert ook dat hij bij het Openbaar Ministerie had kunnen nagaan of justitiële maatregelen mogelijk waren, want bedreiging van personen is een strafbaar feit.


AIVD luisterde Fortuyn niet af

De commissie komt ook tot de slotsom dat Fortuyn niet werd afgeluisterd door de veiligheidsdienst AIVD. De commissie stelt dat "Fortuyn hoogstwaarschijnlijk zelf wel heeft geloofd dat hij door de vroegere BVD werd afgeluisterd". Daarover heeft hij gesproken met intimi, die overigens tegenstrijdige verklaringen over de kwestie afleggen. 

Van den Haak heeft alle ministeriële opdrachten aan de AIVD tussen 20 augustus 2001 en 6 mei 2002 gecontroleerd. Het ging om elektronisch buggen, afluisteren van telefoongesprekken en het onderscheppen van e-mail- en faxberichten. De naam van Fortuyn komt daarin niet voor. Ook is gekeken of in de financiële administratie van de AIVD kosten zijn gemaakt met betrekking tot telefoonnummers die Fortuyn in gebruik had.

Fortuyn werkte niet mee

Een deel van de verantwoordelijkheid voor het uitblijven van beveiliging ligt volgens de commissie bij Fortuyn zelf. "Zijn afkeer van persoonsbeveiliging was groter dan zijn vrees voor zijn persoonlijke veiligheid", zo staat in het rapport. Fortuyn wees persoonsbeveiliging af en zag het nut van extra veiligheidsmaatregelen pas in toen hij op 29 april een e-mail kreeg waarin hij concreet met de dood bedreigd werd. 

Daarnaast werkte Fortuyn niet mee. Hij deed bijvoorbeeld, ondanks aandringen van de politie, geen aangifte van het 'Maashaven-incident', waarbij hij werd bedreigd door allochtone jongeren. Ook heeft hij de politie nooit willen vertellen wat zijn precieze veiligheidsprobleem was, maar sprak hij publiekelijk in algemene termen over bedreigingen aan zijn adres.

Leefbaar Nederland en LPF

De commissie trekt ook conclusies over de verantwoordelijkheid van de partijen Leefbaar Nederland en de LPF. Leefbaar Nederland maakte meteen werk van de beveiliging van Fortuyn, met behulp van een professionele beveiligingsorganisatie. Toen het op 9 februari 2002 tot een breuk kwam tussen Fortuyn en Leefbaar Nederland, werd de beveiliging van Fortuyn stilgelegd. 

De LPF had in tegenstelling tot Leefbaar Nederland geen coherent beveiligingsplan. Voor een deel is dit te verklaren door het feit dat de partij nog in oprichting was, voor een deel ook doordat de lijsttrekker zelf moeite had met een strikte beveiliging van zijn persoon.

Aanbevelingen commissie

De commissie Van den Haak doet verschillende aanbevelingen. De belangrijkste is dat ze een landelijke beveiligingscoördinator wil, die het overzicht moet houden op alle voorzieningen die er zijn om personen te beveiligen. Zo kan worden voorkomen dat politiekorpsen, veiligheidsdiensten en commissies met daarin een afvaardiging van verschillende ministeries, langs elkaar heen werken. 

De commissie waarschuwt er overigens voor Nederland niet te laten verworden tot een veiligheidsstaat. Burgers hebben een eigen verantwoordelijkheid, maar moeten op de hulp van de overheid kunnen rekenen als dat nodig is.

Geen politieke consequenties

Het kabinet gaf op 14 mei opdracht tot het onderzoek naar de beveiling van Pim Fortuyn. De LPF-lijsttrekker werd op 6 mei doodgeschoten in het Mediapark in Hilversum. Fortuyn gaf vlak voor zijn dood aan ernstig te worden bedreigd. 

De commissie heeft voor het onderzoek gesproken ruim honderd mensen, waaronder familieleden van Fortuyn, fractieleiders van politieke partijen, journalisten, bewakingsdeskundigen, politiefunctionarissen, burgemeester Opstelten van Rotterdam en leden van het toenmalige kabinet.

Het rapport van de commissie kan op ministerieel niveau niet veel consequenties meer hebben. Oud-minister De Vries van Binnenlandse zaken en minister Korthals van Justitie, die besloten Fortuyn niet te laten beveiligen, zijn niet meer in functie. De Vries is weer Kamerlid en Korthals trad onlangs af vanwege de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid